Sporen

Coraly Aliboni, Hoofdconservator van het museum Beaux-Arts de Charleroi :

« 33 jaar al levert deze man met een voorbestemde fysiek zich over aan een paradoxaal gevecht waarin liefde, ei zo na tederheid, en kracht de inzet zijn.

Zijn missie is moeilijk, en dat weet hij: uit de massa de sporen van menselijkheid puren, als een verlengstuk van hemzelf, als een verlengstuk van ons …

Geboeid als hij is door de fuserende massa, het vormeloze magma in wording, en door het ruwe blok waarvan hij de zwakheden kent, ziet de beeldhouwer de vorm al – de oervorm, de eeuwige vorm. De reliëfs, de breuklijnen dagen. Zijn vingers glijden over het geraffineerde spel van materie.

Bovenal betrekt hij het corpus erbij, het vlezige omhulsel boordevol zintuigen waarvan we niet weten of het de materie bewoont dan wel de afdruk ervan is.
Soms, onder druk, verbrokkelt dat corpus. Het beslaat ruimte, in drie dimensies: armen, handen met gesperde vingers, benen, voeten, essentie van een corpus, van een wezen dat aait, roept, vertelt, stapt, reist. Essentie van een wezen dat communiceert.

Ook de schriftuur krijgt een geprivilegieerde plek in het beeldhouwwerk, dat een verhaal wil brengen.

Niet te vatten vertellingen van punten en strepen: enigmatische en onpeilbare oplijning van mysterieuze tekenen.

De gekraste materie komt tot leven en spreekt ons aan met licht en delicaat gemurmel, maar met een haast betoverend mysterie.

Spoor, afdruk, overblijfsel, litteken … ze geven vorm aan de sensualiteit waarmee de demarche van Martin doorspekt is.

De ontmoeting voorbij peilt en herkent het oog. Een vertrouwde referentie hier. Een hand, een gezicht daar, dat van de kunstenaar. Soms verliest het oog zich, aarzelt het.

De boodschap ontwarren, de code ontcijferen is een natuurlijke moeite: behagen scheppen in de geruststellende herhaling van een teken dat plots verdwijnt; stuiten op de excentrieke verschijning van een systeem waarvan de finaliteit ontoegankelijk blijft.

De getemde materie vibreert onder de werking van een primordiaal fluïdum en wordt uitgehold door de kracht van externe druk. Brons, steen krijgen vorm en leven.

Het blazen, het diepe ademhalen en vrucht van een perfect beheerste techniek, is het werk van een mens die houdt van de materie, de rijkdom ervan kent; ideaal medium voor een huidnabije gevoeligheid en een razende behoefte om te exprimeren.

Het licht, tot slot, bespeelt de kloven en de verhevenheden, zoekt er zijn bochtige weg in, streelt en veert op. De beeldhouwer weet hoe het matte of gepolijste oppervlak reageert. Hij alterneert texturen en afwerkingen.
Door een spel van contrasten moduleert het beeldhouwwerk zich. Het prikkelt met een eindeloze en voortdurende lectuur, een diepmenselijk verhaal zonder einde van een werk doorheen de tijd …

Pad

In 1966-1967 verschaft Martin Ankh zich genoegdoening voor een moeilijke jeugd en sleept hij verschillende prijzen in de wacht:
de Grote Prijs voor Uitmuntendheid van de stad Brussel, grootste onderscheiding; de Eerste Prijs in de nationale wedstrijd voor openluchtsculpturen ‘L’Art à Forest’ in Brussel; de Driejaarlijkse Grote Prijs van de stad Brussel enz.

Aan het einde van de jaren 1960 doet de beeldhouwer zich gelden en krijgt hij erkenning.
Vanaf 1969 werkt hij zowel met brons, roestvrij staal, natuursteen en zwart marmer. Dit zijn zijn favoriete materialen.

Het is meteen de eerste aanzet voor een werkwijze waarbij de beeldhouwer er ook vandaag nog niet voor terugdeinst om metaal en mineraal te combineren.

In de jaren 1970 zet Martin Ankh zijn eerste stappen op grote tentoonstelling en weet hij zich ook daar te onderscheiden: op de Tweede Internationale Biënnale van Ravenna in 1974 wint hij de zilveren medaille. In Leuven neemt hij deel aan een tentoonstelling van monumentale sculpturen.

In een atelier in de voormalige koperslagerij van de Providence-fabrieken in Marchienne-au-Pont (in 1981 Cockerill-Sambregroep) maakt hij vanaf 1980 werken die hij voorstelt op een reeks belangrijke evenementen. Martin Ankh ziet zijn werken in verschillende collecties terechtkomen: zo neemt het Museum Schone Kunsten in Charleroi in 1988 ‘L’Aube des Signes’ in zijn verzameling op.

Martin Ankh stelt in 1983 ook tentoon in La Fiac in Parijs, in 1984 op de eerste Internationale Biënnale voor Jonge Beeldhouwers in Athene en in 1985 op de tweede Internationale Biënnale voor Jonge Beeldhouwers in Skironio.

In 1998 vindt in Museum voor Schone Kunsten van Kaohsing in Taiwan een grote retrospectieve tentoonstelling van zijn oeuvre plaats. In datzelfde jaar neemt Martin Ankh ook deel aan de Internationale Expo in Taipei.

In 2001 vindt in het Paleis voor Schone Kunsten in Charleroi de retrospectieve ‘Trente années de sculpture’ plaats.
Momenteel bereidt hij een tentoonstelling in New York voor.

Martin Ankh is ook aanwezig in steden.

Zijn monumentale werken zijn te zien in Brussel in het metrostation ‘Kruidtuin’ en in Charleroi: er is de ‘Colonne Martin Ankh’ (op de site van het Industriemuseum) en ‘Passation’ op de rotonde bij het Paleis voor Schone Kunsten. »